smelt emoji
Het gras is hier veel te groen. Het land is droog en uitgeput en gaat gebukt onder problematiek van sociaal tot fysiek maar het gras langs de weg is altijd (altijd) perfect onderhouden. Iets met prioriteiten. Er staan de hele dag door mannen in oranje bruine overalls met tuinslangen het haast fluorescerende groen te besproeien. Het schijnt dat de tweede (of derde, vierde weet ik veel) vrouw van de koning hier vandaan komt en dat de publieke ruimte daarom zo ongelooflijk verzorgd is. Soms loop ik langs die mannen en stoppen de auto’s met rijden en de cafés met schenken en de mensen met ademen en ga ik onder die straal in dat groene gras liggen tot ik doorweekt en afgekoeld ben en opsta en naar huis loop en wanneer ik de deur open gaan de auto’s weer rijden en de cafés schenken en de mensen ademen.
Ik kan niet nadenken. Het voelt alsof de dikke, natte lucht tussen mijn hersencellen is gaan zitten en de onderlinge communicatie onmogelijk heeft gemaakt. Alsof de radartjes van mijn brein door de zon zijn uitgezet (zoals voeten weleens doen) (of vingers) (man m’n ringen passen ineens niet meer zo kut) en ze niet meer soepel in elkaar kunnen klikken. Ik begin een zin en maak ‘m zonder het door te hebben niet af. Ik dwaal. Pas wanneer ik een tik op m’n achterhoofd krijg besef ik dat de overkant mij stilzwijgend heeft aangestaard, in afwachting van het einde van m’n zin. Geen idee.
Alles voelt loooooooOOoOoooOom. De hitte maakt me moe, prikkelbaar en een soort van ziek-ig (nee ff serieus ik heb sinds ik hier ben keelpijn en vies bah hoesten kun je ziek worden van de zon???). Ik slaap tussen 02.00 en 06.30, de ‘’koele’’ uren, en doe dan uit opperste vermoeidheid nog een dutje om 12.00. Het voelt als verraad naar mijn genen, naar mijn eeuwenoude voorouders die tot bloedens toe - of in ieder geval tot zwetens toe - op het land werkten. Dit land. En zie daar! De buitenlander, bezweet en barstensvol beklag, elke minuut van elke dag zoekend naar dat ene plekje vlakbij het raam waar de spaarzame wind haar weg weet te vinden naar haar, mijn, plakkerige lijf. Ik ben een dier geplukt en gedropt, weg uit haar natuurlijke habitat. Ontheemd, nu, toen, hier en daar.
Ik ga zitten op de warme bank en glij als een gesmolten ijsje naar beneden om te liggen op de warme grond, waar ik keer en draai en wentel tot het stopt maar het stopt niet. Vanuit de vloer kijk ik omhoog het raam uit, recht in de gastenkamer van de overburen, de slaapkamer van hun buren; vanuit de keuken zie ik hoe de kat van de derde buur zich uitrekt langs het tapijt van hun hal; de badkamer geeft feilloos zicht op de mannen in de garages met hun zwartbesmeerde handen en shirts. De stad is dichtbebouwd. De wind weet vandaag haar weg naar mij niet te vinden (och arme ik). De huizen warmen al dagen op en hoewel het ‘s avonds afkoelt (soort van) blijven de huizen snikstikheet. Het is 10.00, ik heb ontbeten, ik wil naar buiten, maar de zon brandt genadeloos de mensen de straten af.
Dan het dak.
Ik reken millimeter voor millimeter de beweging van de zon op het dak uit. ‘s Ochtends schijnt zij tot in de verste hoeken van het terras maar vanaf 11.34 begint de eerste schaduw. Dan ben je niet meteen vrijgewaard van het gevaar; de tegels zijn nog steeds bloedjeheet dus men doet er goed aan dat kontje nog niet neer te vlijen in de uitnodigende schaduw.
Oké, te vroeg voor het dak dus.
Water? Water. Water!
Ik wil m’n vel opensnijden en langs m’n spieren af stropen als een pak dat te klein is geworden en naakter dan ooit tevoren in een gigantische blauwe emmer met ijskoud water stappen, me onderdompelen en onder water een rijpe perzik eten. Dat is vakantie.
Ik neem genoegen met de zee. We rijden er heen en hoe dichter bij het water, hoe levendiger de wind langs m’n handen, armen, wangen, ze blaast m’n jurk omhoog, m’n moeder drukt ‘m weer omlaag en ineens sta ik met m’n voeten in het zand.
au ah aaa au au ah eh ai ai aaaa au au aaaaaaahhhh beter
water in alleen de voetjes oo het is kouder dan ik dacht een golf de knietjes nat koud m’n middel zeewier schuurt langs m’n voeten op het zand afdrukken achterlaten die het water weer laat verdwijnen als een zomerliefde die er is maar daarna woooooow m’n buik m’n buik m’n buik is nat en koud ik steek m’n hoofd onder waterbbrbrlhg het is weg de hitte is niet meer man wat is dit water koud wow ulgh zout gatver oooo OooOOo jaaaa dit is lekker wow even blrglrhgh hmmm zout langs m’n lippen kin ogen prikken liggen drijven buik aanspannen zweven hangen in de tijd oren vlak onder het oppervlak kinderen hoor ik maar ver alles is ver hier geen mensen die ademen geen cafés niet geen auto’s niet alleen water en mijn lichaam in dat water
ps. ik speel 14 en 15 september in Podium Mozaïek een zelfgeschreven solo-voorstelling over maakbaarheid en de grenzen daarvan. kom je ook? kaartjes kun je hier krijgen!